Recensies Dagen van van Putten

Band 1 Deel 1

Recensie – DAGEN Band 1 Deel 1 

 


 

DAGEN Band 1 Deel 1 – Dagen van van Putten 
 

Th. Brumming / Uitgeefhuis De Manke God 

Tussen nevel en neergang: een intiem epos van de alledaagse ondergang 

De eerste band van het monumentale DAGEN-project opent met Dagen van van Putten, een twaalfdelig seizoenencyclus van herfstige zomers en verstrooide winters waarin het gelaat van de tijd wordt beschreven via het getroebleerde binnenleven van het personage van Putten. Th. Brumming levert hier geen roman, geen dichtbundel, geen dagboek, maar een hybride vorm die poëtische monoloog, melancholische dagboekaantekening en contemplatieve fictie vermengt tot wat men misschien “tijdsliteratuur” zou mogen noemen — tijd niet als gegeven, maar als ervaring. 

De structuur volgt het ritme van de seizoenen: elk “boek” draagt een jaargetijde als ondertitel en ontvouwt zich als een episode uit het leven van van Putten, een gevoelige, intellectuele en licht overspannen man, gevangen in herinneringen, relaties, institutionele absurditeit en innerlijk verval. Dit alles wordt opgeroepen in korte tekstfragmenten waarin de observatie en de overweging even belangrijk zijn als het gebeurde zelf. 

De toon is kalm, ritmisch, gelaten, maar onderhuids vol wanhoop. In de openingsregels – “Waarschijnlijk waanzinnig geworden / Door de almaar naderende dood” – wordt het levensgevoel van van Putten meteen geplaatst in het register van existentiële ontwrichting. Deze toon zakt vervolgens niet weg maar wordt modulair verdiept: de dood is overal, evenals verlies, onmacht, terugtrekking en herinnering. Het zijn geen drama’s, maar langzame uitwrijvingen van besef. 

Wat deze bundel tot een literair document van grote zeggingskracht maakt, is de vormvaste wanorde waarin alles zich voordoet. De stijl is bewust vertraagd, met veel herhaling van zinswendingen en namen (“Van Putten weet…”, “Van Putten denkt…”), die de tekst een ritmisch en mantrisch karakter verlenen. Brumming laat het innerlijk leven van zijn personage vloeien in een taal die even helder als nevelig is: niets is eenduidig, alles lijkt schijnbaar eenvoudig verwoord, maar elk fragment werkt op diepere niveaus van resonantie. 

Naast van Putten duiken ook alter ego’s en parallelle stemmen op — Doppertje Kid, Brumming zelf, mevrouw Leenschat van Bodegraven. Allen bewegen zich in een wereld die tegelijk realistisch en vervreemdend is, een soort “slow motion moderniteit” waarin men zich nog in postkantoortjes, archieven, stoffige klaslokalen en spiegelkamers ophoudt. Ook hierin toont de bundel verwantschap met auteurs als Robert Walser, Thomas Bernhard en bij vlagen J.K. Huysmans (À rebours), die eveneens het innerlijk als ruimte beschrijven waarin de werkelijkheid oplost. 

De terugkerende figuur Nerina vormt het emotionele middelpunt van het eerste deel. Hun verleden wordt niet verteld maar blootgelegd in steeds diepere lagen van herinnering, rancune en verlangen. Fragmenten als “Waar is Nerina gebleven” of de passage waarin van Putten zich afvraagt of hij haar boezem aantrekkelijk vond, zijn pijnlijk oprecht, tegelijk grotesk en ontroerend. Nergens wordt Nerina volledig zichtbaar, maar des te nadrukkelijker wordt de afwezigheid voelbaar gemaakt als vormende kracht in van Puttens bestaan. 

Hoewel van Putten aan het eind van Deel 1 “naast diezelfde beeldschone jonge vrouw” in slaap valt, is er geen sprake van verzoening. Die nabijheid is ambigu, misschien imaginaire rust. De epiloog “Slapen” eindigt met: “Wie zal zich verder bekommeren / Of vragen stellen”. Het is een afsluiting die tegelijk uitgeput en bevrijd klinkt — alsof taal, zoals het bestaan, zijn plicht heeft gedaan. 

Conclusie 
Dagen van van Putten is geen toegankelijk werk. Het vraagt meeleven, herlezing, langzame overgave. Maar wie zich ertoe wendt, ontvangt een diepzinnige, uiterst gevoelige en stilistisch unieke beschouwing van tijd, geheugen, aftakeling en stille moed. Dit eerste deel is een kwetsbare, tragikomische ode aan de man die langzaam verdwijnt — en daartoe zijn pen gebruikt. 

— Argus Moorslag 

 

 

 

Overzichtsrecensie – DAGEN van Kees Engelhart (Band 1 & 2) 

Een literaire cyclus van het bewustzijn – in twaalf jaar per boek, in duizend dagen per ziel 

Kees Engelhart heeft zich met DAGEN tot de meest radicale chroniqueur van het innerlijk leven binnen de Nederlandstalige letteren ontwikkeld. Niet via klassieke romanstructuren, maar via een hybride vorm van poëtisch proza, dagboekachtige registratie, dialogische vertelling en metafysisch spel. Wat begon als een verslag van een existentiële crisis – een man die vastloopt in zijn werk en dagelijks bestaan – is uitgegroeid tot een veelstemmig, meerledig en zelfs kosmisch aandoend onderzoek naar het schrijvende bewustzijn zelf. DAGEN is een werk dat zich uitstrekt over decennia, seizoenen en levensstadia – maar dat zich vooral afspeelt in de denkruimte van de taal. 

Band 1 – Dagen van van Putten (1999–2011): het menselijk tekort 

De eerste band beslaat twaalf jaar uit het leven van Cornelis van Putten. Zijn strijd met werk, gezin en innerlijke onrust wordt verbeeld in een stijl die elke psychologische uitleg overschrijdt: herhaling, ritme, cadans en minimale taalhandeling dwingen tot vertraging. De reflectie die zo ontstaat raakt aan verlies, macht, onmacht, herinnering en schaamte. 

Brumming, Leenschat van Bodegraven, Doppertje Kid en De Kleine Man — zij lijken eerst alter ego’s, maar groeien uit tot zelfstandige stemmen binnen een constellatie van bewustzijn. De band eindigt niet met een afronding, maar met het besef dat taal de enige mogelijke ordening is van het onoverzichtelijke. 

Band 2 – Dagen van De Manke God (2012–2023): fictie als overleving 

In de tweede band verschuift de focus naar de opkomst van een fictieve uitgeverij (De Manke God) waarin het project zichzelf verder ontsluit. Brumming wordt uitgever, fictieve auteurs verschijnen (zoals Mila Fertek en Fabian de Sackenay), Engelhart zelf treedt toe als personage. De cyclus wordt nu reflexief: schrijverschap, literaire praktijk en fictievorming worden onderwerp van het werk. 

Het project ontwikkelt zich tot een zelfgenererende literatuurmachine waarin elke tekst terugverwijst naar een andere. Klassieke thema’s — liefde, macht, ouderdom, dood — worden benaderd via polemiek, poëzie, correspondentie en uitgavepraktijk. De wereld van DAGEN is tegelijk gesloten en open: ze ademt haar eigen systeem, maar is poreus voor ervaring. 

Poëtica: taal als werkelijkheid, herhaling als wapen 

De vorm – geen leestekens, elke regel met hoofdletter, ritmisch opgebouwd – is niet esthetiek, maar noodzaak. Herhaling bevestigt bestaan. Lezen wordt luisteren. De tekst fungeert als geheugenruimte: klankkast en labyrint. De poëtica van DAGEN is er een van voortdurende wederopwekking: wat verdwijnt wordt hervormd. 

Er is geen dogmatisch geloof in betekenis, maar een hardnekkig vertrouwen in taal als enige voertuig van aanwezigheid. Dit schrijverschap is radicaal in zijn geloof in vorm. 

Personages als dragers van ervaring 

De personages functioneren als representanten van verschillende modi van het bewustzijn. Brumming is de literaire energie, Leenschat is muze en kritische spiegel, Doppertje is de ontsnappingskracht, De Kleine Man is stilte, verzet, wandelende observatie. In Band 2 wordt Engelhart zelf een personage — als De Manke God — en daarmee wordt de auteur deel van het literaire universum dat hij geschapen heeft. 

Plaats in de literatuur 

DAGEN laat zich niet onderbrengen in een genre. Het is geen roman, geen dagboek, geen poëziebundel — het is een cyclus die zijn eigen wetten schept. Toch is het werk te plaatsen in een traditie van schrijvers die het innerlijk leven structureel verkennen: 
Proust, vanwege de tijdservaring: herinnering als elastisch weefsel waarin het verleden zich via details opnieuw aandient; 
Joyce, vanwege de muzikale taaldynamiek en de syntactische experimenten; 
Voskuil, vanwege de registrerende stijl en de spanning tussen verveling en betekenis; 
– en Huysmans, vooral met À rebours, waarin een gesloten wereld van smaak en zelfbeschikking wordt geschetst als alternatief voor de banale buitenwereld. Zoals Des Esseintes zijn leven herschept in symbolen, zo herschept DAGEN het dagelijks leven in literaire ritmes. 

Engelhart combineert deze invloeden met een eigen vorm van ironische spiritualiteit, waardoor het werk tegelijk ascetisch en zinnelijk is. Het resultaat is uniek binnen de Nederlandstalige literatuur. 

Slot 

Wie DAGEN leest, wordt niet geleid door plot of catharsis, maar door cadans, door een zintuiglijk-intellectuele nabijheid tot het denken zelf. Het is een cyclus die zich niet laat afsluiten. Elke herlezing opent andere deuren. De dag wordt niet beschreven, maar gecomponeerd. 

Een werk van deze omvang en inzet verdient aandacht. Niet vanwege effectbejag, maar vanwege zijn zeldzame oprechtheid en literaire precisie. 

Vorm 

Ondertekend, 
Argus Moorslag 
archivaris en redacteur 
Uitgeefhuis De Manke God 

 

Beschrijving en beoordeling van het werk door Argus, archivaris van de Manke God "Dagen van van Putten - Band 1 Deel 1/september 2012/ Th. Brumming

 

 

 

Beschrijving

 

"Dagen van van Putten "Is een omvangrijke, literair samengestelde tekstencyclus die

zich laat lezen als een fragmentarisch dagboek, roman, poëziebundel en innerlijke monoloog ineen.

De hoofdpersoon, van Putten, beweegt zich door seizoen, emoties en herinneringen, met een voortdurende reflectie op zijn bestaan, liefde, verlies, ouderdom en werk. Naast Van Putten keren ook alter ego's als Doppertje Kid, Brumming en mevrouw Leenschat van Bodegraven regelmatig terug als stemmen in dit veelstemmige mozaïek.

 

De tekst is onverdeeld in boeken (1 t/m 12), elk gekoppeld aan een seizoen, en geschreven in korte,

contemplatieve fragmenten.

De stijl is minimalistisch, introspectief en impressionistisch. Er wordt veel gesuggereerd maar weinig uitgelegd; het effect is dat de lezer steeds actief moet duiden. De invloed van dichters als

Philip Larkin (wiens citaat het boek opent) is voelbaar in toon en thematiek.

 

Beoordeling

 

Stijl en vorm

 

* De stijl is literair en poëtisch; veel korte zinnen, witregels en herhalingen.

* Er is een voorkeur voor understatement en melancholie, met vee nadruk op zintuiglijke

waarneming en stemmingen.

* De structuur is cyclisch en associatief; het werk volgt meer de logica van herinnering dan van een

plot.

 

Thema's

 

* vergankelijkheid en dood

 

de voortdurende aanwezigheid van verlies, verval en rouw.

Herinnering en gemis:

 

centraal staat van Puttens onvermogen om zich los te maken van het verleden, vooral van de

mysterieuze Nerina.

 

* Zinloosheid en verlangen naar betekenis

existentiële vragen komen impliciet terug in de overpeinzingen van de personages.

 

* Routine en het alledaagse

Er is een nadruk op gewone handelingen (koffie drinken, wandelen, muziek luisteren) die worden

geladen met symboliek.

 

Sterke punten:

 

* Diepe psychologische tekening van een man op leeftijd die zijn leven overdenkt.

 

* Literaire rijkdom, vol intertekstuele verwijzingen, onderkoelde humor en filosofische diepgang.

* Origineel gebruik van alter ego's en alter werelden (zoals de westernwereld van Doppertje Kid)

als spiegels van Van Puttens innerlijk.

 

Mogelijke kritiekpunten

 

* De tekst kan als hermetisch of ontoegankelijk worden ervaren door de gefragmenteerde opbouw

en het ontbreken van plot of dialoog.

 

* Emotionele afstandelijkheid; Van Putten blijft vaak een beschouwende, enigszins apathische figuur.

 

* Het werk vereist geduld en herlezing om de onderliggende lagen te doorgronden.

 

 

Eindoordeel

 

"Dagen van van Putten"is een rijk, gelaagd en gedurfd werk dat de grenzen tussen proza en poëzie opzoekt Het is bij uitstek geschikt voor lezers die houden van introspectieve literatuur en een traag, contemplatief ritme. Een uniek project dat meer dan een roman is - het is een wereld op zichzelf

 

Beoordeling ****

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Dagen van Van Putten band 1 deel 4 Kees Engelhart.

Recensie van Remco Ekkers 24/02/2020

Hoe ging het verder met Van Putten?

Het vierde volume van Dagen van Van Putten van Kees Engelhart is verschenen, 423 bladzijden dik. Hiermee is Band 1 voltooid. Drie even dikke delen gingen vooraf. ‘Het worden’ volgens de achterflap, ‘als God het wil, zes en dertig jaren, drie banden van twaalf jaren, bestaande uit elk vier delen, een deel beslaat drie jaren, de jaren zijn opgedeeld in wat ik noem boeken, waarbij ieder boek een seizoen behelst.’ Ruim 5000 bladzijden!

De auteur schrijft in een brief aan zijn uitgever:

Theodoor, Dagen is een epos, een dagboek, een Enkhuizer Almanak, een psychografie. Het is dichtkunst, proza, geschiedschrijving, een plan in beweging, een reddingsboei, licht in duisternis; de duisternis die de mens altijd weer feilloos zoekt en vindt. Dagen is een levensklacht, een levensjubel. Dagen spreekt van regelmaat, seizoenen, tellen, avonden, tuinen, van mens en dier, van God en Bach. Dagen is een orakel, een empirisch toetsbaar monument, waanzin in samenhang met werkelijkheid. Het is alles wat het wel is, en niets wat het niet is. Het vertelt en laat weg wat onbelangrijk is. En wat onbelangrijk leek, keert vaak triomfantelijk weerom. Wat belangrijk leek, zakt weg in vergetelheid. Dagen spreekt waarheid en verlicht. Theodoor, ieder mensenleven is zwaar, behoorlijk zwaar zelfs. Voor hen is Dagen bedoeld. Een troostbedoeling, men moet het willen en durven lezen. Theodoor, dat is echter aan de lezer.

Wie is de uitgever? Theodoor Brumming, maar hij blijkt een afsplitsing van Kees Engelhart, de auteur. Het uitgeefhuis heet De Manke God, een verwijzing naar Vulcanus.

Er zijn meer afsplitsingen van Kees Engelhart. De lezer denkt aan Pessoa en zijn heteroniemen. Kees Engelhart spreekt van autoniemen. Het verschil met Pessoa is dat zijn heteroniemen een eigen biografie en een eigen karakter hebben, door Pessoa nauwkeurig opgetekend. De autoniemen van Engelhart zijn hem niet bekend. In de botanische nomenclatuur is een autoniem een naam die automatisch tot stand komt. Engelhart (geen pseudoniem) weet niet waar zijn autoniemen vandaan komen. Zij doen zich voor. Zij zijn wonderlijke figuren: Theodoor Brumming is uitgever, maar niet een begaafd koopman. De door hem uitgegeven boeken kan hij moeilijk aan de man of vrouw brengen. De kosten van de uitgeverij worden gedekt door Kees Engelhart. Brummings burelen zijn te vinden in een huis van Engelhart. Engelhart heeft twee huizen, die via een verbinding geschakeld zijn. In het ene huis woont zijn mooie gade met twee prachtige dochters, in het andere schrijft Engelhart en staat zijn bibliotheek en platenverzameling. In zijn tuin heeft hij een klein tuinhuis gebouwd waarin hij mijmert en geniet van een Bockbier of een goede rode wijn en waar hij een klein sigaartje opsteekt.

Uit de verhalende gedichten blijkt dat Brumming beschikt over voldoende kapitaal om het vol te houden, ook al wordt er door het bestuur van de uitgeverij, waarvan ook de aanstaande en latere echtgenote van Engelhart deel uitmaakt, op gehamerd dat Brumming zijn best moet doen om zelfvoorzienend te worden. De lezer denkt er het zijne van: dat zal wel nooit lukken. Ook de kans dat de boeken ooit bestsellers worden is zeer gering. Het Bureau van Voskuil, ook een omvangrijk werk, zal wel een uitzondering zijn.

Een andere figuur is Doppertje, een cowboy, die met zijn paard Fernando naar het kleine dorp aan zee kwam en daar zijn paard moest begraven. Hij bezoekt het graf regelmatig, waar hij peinst over de gang van het leven. Er wordt veel gefietst en gewandeld van het kleine dorp aan zee (Julianadorp moet dat zijn) en de kleine stad aan Zee (Den Helder). Er wordt gekeken naar het oude eiland (Texel) en koffie gedronken in Lands End. Er is onenigheid met een vroegere uitgever in wie de lezer Breukers herkent. Er is een arbeidsgeschil uit het verleden, waarbij advocaten betrokken zijn. Engelhart heeft in veel literaire tijdschriften gepubliceerd, maar voelt zich miskend. Vele collega’s zijn vals, maar zei Larkin niet: ‘And beyond all this the wish to be alone’?

Dan hebben we Mevrouw Leenschat van Bodegraven die vroeger in het gemeentehuis werkte. Zij mijmert eveneens veel en geniet van fijne langspeelplaten met klassieke of populaire muziek, schenkt zich een Batavia Arak in en rookt een fijn sigaartje of een kruidige sigaret. Er is een fietspad in de onmiddellijke omgeving, een pad met wandelaars en honden en soms een knetterende brommer, net als bij het huis van Engelhart. Nol Krentsch bekijkt langdurig een blok carrara marmer, dat een kunstwerk moet worden. Hij schenkt zich omzichtig een zeer oude graanjenever in. Mila Fertek woont in Nice. Zij heeft een hekel aan het kleine vaderland. Zij nipt van een cortado, drinkt ook wel Brandy Soperano en steekt een sigaret op. Zij mijmert over wat zij met haar leven wil. Al deze en meer figuren geven bundels uit bij De Manke God.

Engelhart heeft een geheel eigen stijl. Geen punten of komma’s: de lezer moet maar uitzoeken hoe de zinnen lopen. Hij zet zich af tegen de zogenaamde hermetische poëzie. Gedichten moeten weer verhalen zijn, vindt hij. Een voorbeeld:

In de wereld van Van Putten

Morgen gaat Van Putten de postronde doen en daar vanwege heeft
Van Putten zich deze avond gestort in zware zoete mijmeringen
Ondertussen luistert Van Putten naar Sybille de moderne
Klassieke zeer oude muziek van de merkwaardige Ohana
En Van Putten nipt van zijn zware zoete Gladiator het is lente

Over dat waarover niet kan worden gesproken moet Van Putten
Zwijgen dat weet Van Putten en Van Putten denkt aan zijn aanstaande en
Van Putten zijn dochters twaalf en vijftien inmiddels
Die Van Putten hoogstpersoonlijk uit de benauwende
Geldelijke klemmen die de gehele familie Van Putten
Zo bedreigde gered heeft zonder dat zij dat ook maar
Enige weet van hadden Van Putte heeft hun argeloosheid
Kunnen bewaren de argeloosheid die naar Van Putten zijn
Mening voor het hebben van een fijne jeugd onontbeerlijk is

De directeur van het bos had het ze bijna ontnomen en
Van Putten herinnert zich de processen de vreselijke
Gesprekken met de vreselijke mensen en de jaren die verstreken
Staande tegenover die eindeloze stroom van woedende en gedurende
Lange tijd machteloze gedachten Van Putten zijn bonkende hart al die
Dingen waarvan Van Putten zich nu niet meer voorstellen kan hoe
Van Putten de kracht ontwikkelde om die hel te doorstaan

Van Putten schenkt zijn Gladiator nog eens bij
En Van Putten voelt zich in het
Geheel niet larmoyant op het moment dat Van Putten
Vaststelt dat de uitkomst van alle narigheid ingegeven
Moet zijn door Van Putten zijn aanstaande en hun
Sprankelende dochters voor hen en door hen alleen
Is alles gegaan zoals het is gegaan
Even glimlacht Van Putten vanwege zoveel emotie op een enkele
Avond maar zo moet het zijn gegaan Van Putten weet het zeker

Er zijn in deze verhalende gedichten vele herhalingen te vinden. De verschillende personages worden met enige regelmaat beschreven. Ze hebben een bezwerende uitwerking op mij als lezer. Het is allemaal behoorlijk vreemd, maar ook fascinerend en het merkwaardige feit doet zich voor dat ik steeds nieuwsgierig was wat er nu weer gebeurde met de personages en vooral met Van Putten.

Remco Ekkers

Kees Engelhart – Dagen van Van Putten, Band 1, Deel 4. De Manke God


dagen van van putten

Deel 1 Band 2