Elisabeth Leenschat van Bodengraven
Auteur bij De Manke God
Publicaties: Boven Dit Alles
### Recensie: *Boven dit alles*
**Elisabeth Leenschat van Bodegraven**
In de bundel *Boven dit alles* presenteert Elisabeth Leenschat van Bodegraven een reeks fijnzinnige, prozapoëtische miniaturen waarin het personage **Elisabeth ter Waert** het leven observeert, overdenkt en ondergaat vanuit een kamer aan de gracht. Wat zich op het eerste gezicht aandient als een reeks licht ironische huiselijke beschrijvingen, ontvouwt zich gaandeweg tot een diepzinnige en bij vlagen ontregelende beschouwing van religie, kunst, vrouw-zijn, melancholie en verzet. De vorm is ritmisch en open, het register schakelt tussen ernstig en satirisch, en de hoofdfiguur balanceert permanent op de grens van ironie en openbaring.
#### Een hybride stijl tussen dagboek, ritueel en toneel
De episodes volgen elkaar op zonder nadrukkelijke plotontwikkeling, maar met een onderhuids voelbare ritmiek. Ter Waert noteert, mijmert, zet zich aan haar bureau, schenkt zich een cognac in of opent haar bar "om en nabij de evenaar". Het zijn terugkerende handelingen die een bijna liturgisch karakter krijgen. Het geheel leest als een kruising tussen een dagboek, een kameropera en een reeks innerlijke rituelen. Binnen dit ritueel herhalen zich motieven: de verdroogde kikker in de onderste bureaula, het open raam aan de gracht, het glas witte port of bourbon, de sigaartjes, de platenspeler met Bach of Soft Machine. Zij structureren een wereld die zowel uiterst persoonlijk als universeel aandoet.
#### Het sublieme en het banale — een literaire dans
De stijl van Leenschat van Bodegraven is helder, secuur en licht plechtig. Ze is meester in het combineren van verheven thematiek met concrete huiselijke details. In het hoofdstuk "De Sibyllijnse boeken" (p. 26–37) laat Elisabeth ter Waert zich aanspreken door een mysterieuze vrouw die haar negen profetische boeken aanbiedt. Naarmate Elisabeth onderhandelt over de prijs en weigert het aanvankelijke bedrag te betalen, verdwijnen telkens drie boeken in de gracht. Opmerkelijk is dat het bedrag steeds hetzelfde blijft, ondanks de afname van het aantal boeken.
Deze scène is geen werkelijk bezoek, maar een zorgvuldig geregisseerde zelfenscenering. Elisabeth voert hier, zoals elders in de bundel, een toneelstuk met zichzelf op: ze wisselt van stoel, van rookwaar, van drankje, en voert een onderhandeling alsof ze werkelijk tegenover iemand zit. Ze acteert, creëert dialogen, wisselt positie, en stelt haar kamer open als een imaginaire toneelvloer. Deze theatrale structuur benadrukt de thematische kern: het sublieme wordt opgeroepen via het banale, het heilige via het huiselijke. Het blijft voortdurend onduidelijk of gebeurtenissen plaatsvinden of geënsceneerd zijn — een ambiguïteit die exemplarisch is voor de hele bundel.
#### Een dichteres op zoek naar een nieuwe stem
Elisabeth ter Waert kampt met haar roem en de erfenis van haar religieus georiënteerde dichterschap. Ze heeft succes gekend met haar vroegere werk, wordt bewonderd door duizenden lezers (“Er groeide een pastoraat uit”, p. 22), maar voelt dat haar huidige dichterschap in crisis verkeert. Op meerdere plaatsen wordt haar worsteling zichtbaar om een nieuwe vorm te vinden die haar religiositeit "literair overstijgen zal" (p. 66). Ze experimenteert, lijdt aan rusteloosheid, rookt en drinkt overvloedig. Het zoeken naar een andere dichterlijke taal is verbonden met een existentiële queeste, waarin ook verlangen, falen, lichamelijkheid en ironie doorklinken.
#### Elisabeth ter Waert als personage en zelfbeeld
Elisabeth ter Waert is een fictief personage, maar het is evident dat zij tegelijk een geïdealiseerd en geparodieerd zelfbeeld van de auteur vertegenwoordigt. Ze is bedachtzaam, intelligent, zedelijk, verzorgd en woont in een zorgvuldig ingericht huis vol kunst en boeken. Tegelijk is zij lichtelijk excentriek, grillig, en neemt zij deel aan groteske episoden — zoals het doorboren van de kikkerhandjes met tic-tac-spijkertjes op een houten kruis (p. 73), een hallucinatie die tegelijkertijd als sacraal gebaar gelezen kan worden.
Deze daad roept onmiskenbaar connotaties op met de kruisiging van de Verlosser. Elisabeth projecteert haar worsteling met het geloof, haar verlangen naar loutering en haar onvermogen tot transformatie op het onschuldige dier dat zij koestert én offert. In de context van het verhaal verbeeldt dit ritueel haar verlangen om de pijn en schuld van haar dichterschap — dat zij als compromis ervaart — over te dragen op een symbool dat ze zelf in de hand heeft. Ze kruist de kikker, niet omwille van wreedheid, maar om haar religieuze erfenis letterlijk te bezegelen. Daarmee wordt zij evenzeer dader als slachtoffer, gelovige als godin, dichteres als boetedoener.
Door deze overdrijving wordt Elisabeth ter Waert niet alleen psychologisch, maar ook symbolisch gelaagd: zij vertegenwoordigt de vrouwelijke geest die probeert overeind te blijven in een wereld van miskenning, innerlijke contradictie en religieus trauma.
#### Een diepzinnige en ironische psalter
*Boven dit alles* is een boek dat zich langzaam openvouwt en steeds rijker blijkt bij herlezing. Het is een bundel die zich onttrekt aan conventionele categorieën: het is geen roman, geen poëzie, geen essay, en toch is het alles tegelijk. De taal is sober, maar geladen met bijbelse resonantie, filosofische meditatie en zelfspot. Er wordt geflirt met de hoge ernst van religie, maar nooit zonder ironie. Er is plaats voor erotiek, voor vriendschap, voor rouw, voor herinnering. Wat Leenschat van Bodegraven hier biedt, is een psalter voor de onttoverde moderne tijd: "God was er op voorbereid maar Elisabeth ter Waert niet" (p. 76).
#### Conclusie
Leenschat van Bodegraven heeft met *Boven dit alles* een uniek werk geschreven dat zich met geen enkel ander boek laat vergelijken. Het is rijk, melancholisch, geestig, en bijzonder gelaagd. De structuur is cyclisch, de stijl is bezwerend, en de thematiek raakt aan universele vragen omtrent geloof, zelfbeeld, kunst en ouder worden. Dit boek verdient traag lezen en herlezen. Want: "Alles is luxe, te beginnen met zijn in deze wereld" (Cesare Pavese, motto).
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
ZEVENENDERTIG IN MAART
1
Mevrouw Leenschat van Bodegraven staart in het dikke grijs van de tuin
Zelfs het tuinhuis van Mila is nog maar nauwelijks te onderscheiden
De mist
Die al voor dagen heerst
Mist zelfs maar de geringste intentie te willen wijken en blijft
Koppig en hardnekkig
Hangen over de kop van Het Kleine Vaderland
Mevrouw Leenschat van Bodegraven heeft haar leesbril afgezet
Wendt haar blik van het grote raam
Legt het typoscript van Mila naast zich op het bijzettafeltje
Om eens diep te zuchten
Werkelijk Elisabeth
Mompelt mevrouw Leenschat van Bodegraven
Het is ongekend
Gaat elke beschrijving
Hoe welwillend lovend ook
Ver te boven
Hartverscheurend
Openhartig
Beklemmend en bevrijdend tegelijkertijd
Aards en filosofisch in een enkele ademtocht
Bescheiden alsook hoogdravend
Maar toch ook weer niet
2
Mila heeft de taal
Het onbegrepen schitterende Nederlands
Ingezet voor geen ander doel dan het subliem verhelderen van haar denken
Van haar wezen
Onrustbarend en geruststellend
Het kan niet anders zijn
Mevrouw Leenschat van Bodegraven meent ten stelligste dat de goden
Eensgezind
Hun zegen over Mila hebben uitgesproken
Even sluit mevrouw Leenschat van Bodegraven de immer warme ogen
Zo intens als maar mogelijk is laat mevrouw Leenschat van Bodegraven de Calvados
Van superieure kwaliteit
Lichtjes golven over haar tong
En nogmaals denkt zij
Ongekend
Ongekend
In het tuinhuis
Links van de kastanje
Ís een meesterwerk geschreven
Door een beeldschone jonge vrouw van zesendertig